De in Duitsland geboren Prof. Dr. Bernhard Hommel begon zijn loopbaan aan de Universiteit van Bielefeld. Zijn studie psychologie en literatuur voerde hem naar een PhD (1990), gevolgd door een functie bij het prestigieuze Max-Planck-Institut in München. Van daar maakte hij de stap naar de Universiteit Leiden om daar onder meer het Leiden Institute for Brain & Cognition (LIBC) op te zetten.
Bernhard Hommel was altijd al wat eigenwijs, zegt hij: “Een moeilijke persoon, dacht men. Ik heb altijd al een kritische blik gehad en mijn ideeën geuit. Ik bekijk graag hoe dingen beter kunnen.”
Beeldige theorieën
Hij vond de theorieën uit zijn opleidingen wel ‘beeldig’, maar tegelijkertijd belachelijk. Hommel noemt het begrijpen van verschillen tussen mensen als voorbeeld. “Iedereen doet dat met persoonlijkheidstypes. En natuurlijk persoonlijkheid en psychologie, dat bestaat al lang. Maar dat stelt niet veel voor. Dat is een beschrijving van bijvoorbeeld een meer extravert of introvert persoon. De vragen zouden moeten zijn ‘Hoe het werkt?’, ‘Waardoor komt het?’ ‘En hoe ontstaat iets?’.
Wat hem voornamelijk dwars zat, was dat veel informatie over de verschillen tussen mensen die uit metingen naar voren kwamen eigenlijk werd weggegooid: “men zegt dan, dat is alleen maar ruis in de metingen. Maar wij moeten uiteindelijk die verschillen óók verklaren. Als je dat weet en als je daar een idee over hebt hoe dat werkt, dan zou je het ook kunnen verbeteren.”
De waarde van wetenschap in het echte leven
Sommige wetenschappers halen hun passie uit het publiceren van artikelen en puur academisch onderzoek. Natuurlijk, sinds 1987 was hij auteur van een lange lijst publicaties. Dankzij zijn diepgravende onderzoek staat hij bekend als een van de meest vooraanstaande onderzoekers op het gebied van cognitie en psychologie.
Maar voor Bernhard Hommel draait wetenschap vooral om de waarde die het in de praktijk toevoegt. Kernbegrip is, volgens Hommel zelf, het concept ‘metacontrole’. “Dat klinkt heel abstract. Het lijkt op cognitieve controle, de menselijke wil. Dat is hoe jij jouw basisfuncties kunt gebruiken om daar concreet iets mee te maken. Dan heb je natuurlijk allerlei vaardigheden nodig. Je moet kunnen waarnemen, je moet een geheugen hebben, je moet ervaring ergens opslaan. Maar je moet dat alles in samenhang doen, zodat je in staat bent die taak nú uit te voeren. Dan is het hebben van deze vaardigheden niet voldoende. Je moet ze samensmeden om concreet je doelen te bereiken. En dat is niet makkelijk.”
Overigens zijn niet al zijn werken zo academisch van aard. Boeken van zijn hand, zoals “Gut gemeint is nicht gerecht, die leeren Versprechen der Identitätspolitiek” en artikelen zoals “Dealing with diversity in psychology: Science or ideology?” laten zien dat Hommel begrijpt dat psychologie tastbare effecten in de samenleving kan hebben. Dit besef kwam bij hem al vroeg, al tijdens zijn studie.
Door dit soort inzichten te vergaren wil Prof. Dr. Bernhard Hommel bijdragen aan een beter leven voor iedereen: “Kun je bepaald voedsel eten waar je geheugen beter van wordt? Kun je meditatie-oefeningen doen voor een betere cognitie? Of: wat als je sport beoefent? Dan worden je spieren natuurlijk beter, maar misschien ook jouw denken, jouw geest.” Het zijn dit soort dingen waar volgens Prof. Dr. Hommel de echte toegevoegde waarde van psychologie te vinden is.