Astrid Buijs

Astrid Buijs

Publieke sector

N.t.b.

N.t.b.

N.t.b.

Astrid Buijs is al dertig jaar werkzaam in het onderwijs. Hoewel ze uit een echte onderwijsfamilie kwam, ging ze bij haar studiekeuze vooral uit van wat ze zelf leuk vond. “Ik hield heel erg van lezen, dus ben ik Engels gaan studeren.” Dat deed ze aan de Universiteit Leiden. Maar eenmaal afgestudeerd (in 1991) bleken de banen voor een doctorandus, Engelse Taal en Literatuur, niet voor het oprapen te liggen. Ze koos ervoor nog een jaar langer te studeren en de lerarenopleiding te volgen. Het docent zijn bleek haar te liggen. “Ik vond het leuk om de inhoud over te brengen. En natuurlijk het omgaan met jonge mensen.” 

Na de opleiding was het tijd voor de praktijk. Eerst als invalkracht, later als min of meer vaste kracht. Helaas wel steeds met een tijdelijke aanstelling. “Ik kreeg maar geen vaste baan. Daarom ging ik deeltijd op het hbo werken.” Buijs voelde zich op het hbo minder thuis. “Alles wat ik had geleerd tijdens de lerarenopleiding en mijn eigen idealen moest ik opzijzetten. Het paste niet bij mijn onderwijsvisie.” 

Toch bleek het uitstapje naar het hbo een opstapje naar een carrière bestaande uit drie fases. De eerste fase, het pure docentschap, duurde ongeveer 18 jaar. “Na een jaar of 8 dacht ik, dit vind ik hartstikke leuk, wil ik ook vooral blijven doen, maar ik wil ook andere dingen doen.” 

Het verlangen naar meer bracht haar ertoe zich in te zetten voor allerlei projecten. Ze gaf het onderwijs voor anderstalige leerlingen vorm en coördineerde op haar school het innovatieproject Durven, Delen, Doen van de VO-Raad. Twintig scholen in Nederland kregen de gelegenheid om hun ideeën om het onderwijs beter te maken en te realiseren. Deze innovaties werden bovendien op de voet gevolgd door wetenschappers. Ook docenten op de scholen werden opgeleid tot docent-onderzoekers en onderzochten de effecten van de innovaties in hun school.

De vrijheid om te innoveren vond ze geweldig. “Ik heb de tijd van mijn leven gehad. We hebben mooie projecten voor leerlingen gemaakt, we hebben een digitaal leerlingportfolio ontworpen. We hebben allerlei hele gave dingen gedaan en gemaakt voor leerlingen. Enorm leuk!” 

Begeleider op School

Ondertussen ging ze zich ook steeds meer bezighouden met het opleiden van docenten op school. Ze volgde de opleiding Begeleider op School en mocht van haar werkgever de interne opleiding van nieuwe docenten vormgeven. “Ik heb een heel systeem opgebouwd op mijn school met begeleiders die andere docenten konden begeleiden in het lesgeven.” 

Dat systeem, dat in eerste instantie voor eigen gebruik bedoeld was, groeide uit tot de Regionale Opleidingsschool Rijnland, waar ze jarenlang bestuurslid was. “Wat je nu hebt, opleidingsscholen waarin docenten op de werkvloer in een school worden opgeleid samen met een opleidingsinstituut, ik stond aan het begin daarvan.” 

Doordat ze steeds meer verantwoordelijkheid op zich nam, werkte ze langzaam steeds meer toe naar de rol van schoolleider. Uiteindelijk werd ze aangenomen als sectordirecteur op een school voor mavo-havo-vwo. Hiermee begon, in haar ogen, de tweede fase van haar onderwijskundige loopbaan. 

Innovatieve aanpak

Helaas bleken de eindexamenresultaten op deze school tegen te vallen. “De resultaten waren niet goed, maar we gingen niet bij de pakken neerzitten. Ik bedacht me dat ik verstand heb van innoveren. En dat verbeteren ook een vorm van innoveren is.” 

Haar aanpak was creatief en leidde uiteindelijk tot een geheel nieuwe afdeling binnen de school. Toen vertrok ze naar een andere (grotere) school, om vervolgens (in 2019) aan de slag te gaan als directrice op een andere middelbare school. “Dat was een heel innovatieve school. Mijn doel was de school verder te helpen om het onderwijssysteem waar zij al jaren mee bezig waren, uit te bouwen tot een succesvol geheel.”

Ze heeft opgemerkt dat de onderwijsvisie van de school en die van haarzelf goed op elkaar aansluiten. “De school werkte al tijden met onderwijs-op-maat, persoonlijke leerplannen en formatief toetsen. En er werd al coachingstijd ingeroosterd.” Ook zag ze veel in de digitalisering van het onderwijs. “Alles was al digitaal. Dat past bij de onderwijsvisie die ik heb. In de digitalisering lagen in mijn ogen al heel veel bouwstenen om mijn ideeën verder te brengen. En de school wilde dit ook.” 

Ondanks de goede naam op het gebied van onderwijs op maat, bleek de organisatie hiervan echter zeer problematisch. Samen met het team heeft Astrid Buijs de noodzakelijke verbeteringen voorbereid. “Hoe zorgen we dat iedere leerling zijn eigen vakkenpakket kan blijven kiezen en dat iedere leerling ieder vak op het eigen niveau kan volgen? Hoe zorgen we ervoor dat we persoonlijke coaching kunnen blijven aanbieden en hoe zorgen we ervoor dat we dit alles kunnen organiseren binnen onze financiële grenzen? Wat we bedachten was niet helemaal nieuw, want in de onderbouw werkte dit model voor een belangrijk deel al.” Met hulp van een extern bureau én wetenschappelijke ondersteuning werd het proces zorgvuldig vormgegeven. Ook zorgde ze ervoor dat het team bij deze stappen nauw betrokken werd. “Docenten zaten in werkgroepen en hebben overal inspraak gehad. Ze zijn overal bij betrokken geweest en hebben daar veel tijd in kunnen steken.”

De betrokkenheid van de wetenschap hielp ook. “Ik wilde dat onderzoek kon aantonen wat de helpende en belemmerende factoren zijn als je zoiets wilt invoeren. Vanuit het idee dat de gevonden oplossing ook interessant kon zijn voor andere scholen.” 

Door al haar innovaties, haar betrokkenheid bij projecten, werkgroepen en landelijke organisaties is ze uitgegroeid tot een bekende pionier in het Nederlandse onderwijs, die altijd werkt vanuit een sterke visie. “Het echte probleem is dat kinderen in Nederland eigenlijk niet heel gemotiveerd zijn. Autonomie is voor kinderen ontzettend belangrijk. Ze willen invloed hebben op wat ze leren, wanneer ze het leren, de manier waarop ze het leren, enzovoort. Ongelijk onderwijs voor gelijke kansen. Voor de een is het traditionele, klassikale onderwijs perfect, een andere leerling heeft iets anders nodig. Je moet dus goed kijken naar wat kinderen nodig hebben.”